Mathieu Custers schrijft voor ieder nummer van VLOT een column over zijn leven als waterbewoner. In zijn laatste column vertelt hij hoe zijn strijdlust getemd is. Bijna dan.

Tekst Mathieu Custers

Ik woon al veertig jaar op het water en ben er aan gewend geraakt dat om de zoveel jaar de woonbootregels op de schop gaan. Nieuwe wethouders, raadsleden en ambtenaren gaan er dan eens lekker fris tegenaan. Zoals destijds in Amsterdam een wethouder die bij zijn aantreden zei dat hij de woonbootbewoners wel even zou temmen, omdat ze te veel vrijheid op het water genoten.

Gedoe

Op woonbotengebied heb ik in die veertig jaar alles al wel een keer meegemaakt. Zou je zeggen. Maar begin dit jaar werd ik toch verrast. Dacht ik dat ik al vijftien jaar in Utrechts gemeentewater lag, kreeg ik een brief van de gemeente dat ik in Rijkswater blijk te liggen. Anders gezegd: mijn gemeentevergunning is al vijftien jaar van nul en generlei waarde. En het daarop gebaseerde liggeld is dus – maar dat stond er niet bij – onterecht in rekening gebracht. In juridische termen: ‘onverschuldigd betaald’. Ik zou het natuurlijk kunnen terugvragen. Maar ja. Ik ben inmiddels mijn actiebloed een beetje kwijt. Ik ben getemd, vrees ik.

De gemeente verwees mij naar Rijkswaterstaat. Met hen kon ik een huurovereenkomst afsluiten. Daarbij zei de gemeente nog wel terloops dat het liggeld (in dit geval de huur) bij Rijkswaterstaat wat hoger ligt. Ik wist meteen: dat wordt gedoe.

En het wérd gedoe. Want zo tam was ik nou ook weer niet. In het huurcontract van Rijkswaterstaat stond namelijk dat de staat tussentijds kon opzeggen bij overlijden van de huurder. Dat kun je niet maken vind ik, en dus schreef ik een brief naar Rijkswaterstaat. Ik werd met een hoop algemeenheden het bos in gestuurd. Maar ja, ik ga toch echt geen contract ondertekenen dat juridisch niet deugt. Dus met mijn laatste beetje strijdlust een brief op poten teruggestuurd.

Andersoortige brieven

Rijkswaterstaat belde. Mijn partner nam op. Wat was nou eigenlijk het probleem, vroeg Rijkswaterstaat. ‘Waarom ondertekent uw man niet? De buurman heeft al ondertekend.’ En: ‘Als uw man zo moeilijk blijft doen, volgen er andersoortige brieven.’ ‘Andersoortige brieven?’, vroeg mijn partner, ‘zei u nou andersoortige brieven? Wat bedoelt u daarmee?’

Ik weet niet wat ze nog meer heeft gezegd, maar er volgde zowaar een duidelijk antwoord per brief én een kleine aanpassing in het contract waarmee wel te leven viel. Toch nog een overwinning. Maar een huurprijsgewenning zoals de bootbewoners aan het Merwedekanaal kregen, zat er niet in. Want dat was voor bestaande ligplaatsen. En mijn ligplaats was een nieuwe.

Nou ja. Ik heb me er bij neergelegd. Getemd, hè. Ik heb wel ‘voorlopig akkoord’ op het contract gezet. Dat was de laatste stuiptrekking van mijn actievoerende leven. Maar wel een belangrijke. Want je weet maar nooit wat er gebeurt. En dat ik dan toch weer ten strijde trek. Dit was trouwens ook mijn laatste column voor VLOT. Als je getemd bent, kun je geen pittige columns meer schrijven.

Mathieu Custers is jurist en woont sinds 1977 op een woonboot, eerst in Amsterdam en nu in Utrecht. Hij is jarenlang actief geweest in het Amsterdams Boten Comité.