Dit is het scheepsjournaal van Corine Nijenhuis; ruimtelijk vormgever, schrijver en blogger. Ze kocht met haar vriend een vrachtschip ‘uit het werk’: de Henriëtte, een stalen klipper uit 1901. Ze verbouwden haar tot varend woonschip en gaven haar haar doopnaam terug: Alfons Marie.
Tekst Corine Nijenhuis
Tijdens het schutten roepen we de sluismeester op. Of Alfons Marie een uurtje aan de remming mag liggen; de hond wil graag uit. Natuurlijk mag dat, de sluismeester is de flauwste niet. Als we maar wel achteraan gaan liggen. Zo ver mogelijk bij de sluis vandaan, bedoelt hij, wat hetzelfde is als zo ver mogelijk bij het land vandaan. Ons wacht een stevige wandelpartij over het lange pad dat meters boven het water ligt. Dat is niet erg, ware het niet dat dat pad gemaakt is van roosters. En dat de poten van de hond niet gemaakt zijn voor een stevige rooster-wandelpartij. Maar ook dat is niet erg; wij zijn ervaren met remmingen, roosters en hondenpoten, wij hebben een fiets met krat waar ons dier precies in past. Om pootloos over de remming te rammelen.
Verstekeling
Terwijl wij de loopplank van schip naar remming hijsen, klinkt er een mannenstem over de marifoon. Schel en hoog, als een opgewonden haantje. En hard: wij verstaan elke gesproken zin, die hij steevast afsluit met: ‘Overrrrr.’ De man heeft een verstekeling aan boord, zegt hij. Overrrrr. Als de sluismeester niet reageert op de mededeling, zegt hij het nog maar een keer. En ook dat hij daar niet op zit te wachten. Dus of hij zijn verstekeling op de remming mag zetten voordat hij de sluis in gaat. Overrrrr. Wanneer de sluismeester voorzichtig informeert om wat voor verstekeling het precies gaat, kakelt hij van pret: een duif! Het gaat om een postduif! De sluismeester wordt er stil van. Wij ook. ‘Overrrrr,’ roepen mijn vriend en ik, en we zetten de marifoon uit.
Met de hond in de bak rammelen we over het rooster. Het geluid wordt overstemd door luid gekrijs. Verderop heeft een vlucht meeuwen de aanval geopend op iets wat op de remming zit. Het ziet er verre van vriendelijk uit; angstaanjagend is een passender woord. Vier witte duivels die iets grijs aanvallen, wij krijsen terug om ertussen te komen. Het blijkt de verstekeling van het haantje. De postduif. Het dier zit met de kop tussen de vleugels gestoken, niet in staat de meeuwen af te weren. Het beest is kapot van god weet welke lange vliegreis. Hij biedt geen enkel verzet wanneer ik hem oppak. Weerstaat emotieloos de nijdige blik van de hond, die het maar niks vindt dat er een passagier bij komt in zíjn fietsbak. Wanneer wij na de hondenwandeling in die fietsbak kijken, zit hij er nog. Volmondig door zijn duivenpootjes gezakt.
Levensgevaarlijke meeuwen
De duivenmelker haalt het beest aan boord op. We hebben zijn telefoonnummer kunnen achterhalen dankzij de ring rond het duivenklauwtje. De man beziet zijn dier, dat voor dood in een doosje zit. ‘Die komt er wel weer bovenop,’ zegt hij, ‘hij komt helemaal van Parijs.’ Bijna thuis is hij schijnbaar even gaan zitten. Op het schip van het haantje dat hem onverdroten op de remming zette. ‘Hij heeft geluk gehad,’ meldt de duivenmelker, ‘meeuwen zijn levensgevaarlijk voor een vermoeide postduif. Vooral die van zee.’
Hoevéél geluk, blijkt een halve dag later, wanneer we een sluis naderen. Over de marifoon horen we een hanenstem, de schipper ligt aan de remming, zegt-ie: ‘Overrrrrr.’ Wij lopen langzaamaan achterop. Varen langszij. Halen hem in. Het schip is een zeiljacht. Op de boeg staat een tekening. Daaronder de naam van het jacht. Zeemeeuw.
Corine heeft een biografie geschreven over het schip: Een vrouw van staal. www.corinenijenhuis.com