Al meer dan twintig jaar ligt er in de Amsterdamse Prinsengracht een stukje drijvend erfgoed: de Hendrika Maria, beter bekend als het Woonbootmuseum. Verplichte kost voor elke waterbewoner, als het aan VLOT ligt.
Ze werd te water gelaten als Petronella Catharina. Pas in 1923, negen jaar later, zette de toenmalige eigenaar haar huidige naam op de boeg: Hendrika Maria (Hema voor vrienden), net zoals zijn vrouw. In de meer dan honderd jaar dat ze inmiddels oud is heeft Hendrika allerlei verschillende bestemmingen gehad. Ze begon in 1914 als een vrachtschip voor heipalen en hout, werd vanaf 1923 gebruikt voor het verschepen van zand en vervoerde in de oorlog zelfs korte tijd vrachtjes naar Duitsland. Linke soep, want geallieerde vliegtuigen bestookten de scheepvaart over de Rijn in die tijd flink. Niet verwonderlijk dat de Hendrika in die periode onderdook. Letterlijk: haar eigenaren brachten haar aan het zinken om haar niet in handen te laten vallen van de Duitsers, en haalden haar na de oorlog weer boven water.
Schildersschip
Weer terug op de golven vaart de Hendrika als zand- en grindschip nog tientallen jaren door, tot haar eigenaar in 1967 na een brommerongeluk komt te overlijden. Even lijkt het erop dat het schip gesloopt moet worden, maar kunstschilder Herman Stoel dient zich aan als nieuwe bewoner. Hij voorziet het laadruim van een overkapping met veel lichtkoepels en neemt de Hendrika in gebruik als atelier. Wat hij er schildert? Voornamelijk Hollandse landschappen, maar dan wel in stijl: met hier en daar een binnenvaartschip.
Opknapfase
In 1979 verkoopt Herman zijn Hendrika aan Wouter Freeling, die er een varend woonschip van maakt. Maar het leven op het water bevalt Wouter zó goed dat hij de Hendrika drie jaar later alweer inruilt voor een motorklipper waarmee hij beroepsschipper wordt. Het schip komt terecht bij Paul van de Zwart, die het flink onder handen neemt. Samen met zijn vader, scheepsbouwer van beroep, haalt hij alles eruit en knapt hij de Hendrika helemaal op. Maar alsof het lot ermee speelt krijgt ook hij de smaak te pakken door al dat geklus: na afronding van het project koopt hij een nieuw opknapschip, en de Hendrika gaat via het advertentiekrantje Via Via in de verkoop.
Museum
Ondertussen loopt waterbewoner Vincent van Loon al een tijdje met het idee om een woonbootmuseum te beginnen, omdat hij merkt dat de Amsterdamse toeristen bovengemiddeld geïnteresseerd zijn in zijn eigen woonboot. In de Via Via valt zijn oog op de advertentie van Paul, en op 4 april 1997 is de koop rond. Al hoeft Paul dan nog geen afscheid te nemen van het schip: omdat Vincent nog in het onderwijs werkt en weinig tijd heeft, vraagt hij Paul het schip om te bouwen tot museum – wat hij met verve doet. Drie maanden later wordt het schip naar haar huidige ligplaats verscheept, en op 5 september 1997 vindt de feestelijke opening plaats. Het Woonbootmuseum is een feit.
Een must
Ruim twintig jaar later bestaat het museum nog steeds, met een gemiddelde van drieduizend bezoekers per maand. ‘En niemand vindt de boot tegenvallen,’ zei Vincent van Loon in ons vorige nummer – en VLOT kan dat honderd procent beamen. Want één ding is zeker: het Woonbootmuseum is een must voor iedereen die op het water woont. En eigenlijk ook voor alle landrotten.